Aardig sterven
Vijf geheel verzonnen vergezichten op voltooide levens
leestijd: 15 minuten
Jan (29, webdesigner) ziet nieuwe mogelijkheden:
“Het wordt fantastisch, als straks de Voltooid Levenwet een feit is. Ik zie een wereld aan mogelijkheden om voortaan aardig te sterven. Ik bedoel niet ‘waardig’, met een Drionpil, omringd door ongetwijfeld diep bewogen intimi die eerbiedig zwijgen – dat is iets voor hoog opgeleide heren van de oude stempel. Het kan veel persoonlijker. Het wachten is alleen nog tot het circus van levenseindeconsulenten vertrokken is, dan staat niets meer in de weg om te sterven op de manier die ik wil.”
“Het is mijn leven, ik weet wanneer het voltooid is en ook hoe ik er een eind aan wil maken. Waarom niet een aardig feest ervan gemaakt, met op het hoogtepunt een ferme toespraak – ‘ik heb altijd van het leven gehouden, maar nu is het genoeg’- en dan een toast met de gifbeker. Bizar? Als je zelf kan aangeven dat je leven voltooid is, dan heb je toch zeker ook zeggenschap hóe je het wilt voltooien? Dat is toch niet voorbehouden aan een kaste van artsen, dominees en andere sjamanen? Als het nu in uitvaartcentra kan om nog één keer je Harley Davidson te laten ronken, waarom dan niet op het moment van verscheiden? Er is helemaal geen reden om daar een ernstig-medisch tintje aan te geven.”
“Het hele huis vol bloemen, Mieke Telkamps tranentrekker ‘Waarheen, waarvoor’ op de achtergrond en de autonoom stervende alvast opgebaard op een bed van rozen – een beetje camp, dat past wel bij mijn krakersverleden. De zwartgallige gothic die het nu toch echt voor gezien houdt, hoeft toch niet braaf op te zitten in net pak? Ja, nu gaat dat nog even zo, maar als het zelfbeschikkingsrecht zich dadelijk volledig ontplooit, zal je zien dat er tal van nieuwe middelen op de markt komen die je gegarandeerd zonder complicaties morsdood maken, en dan hoeft de voltooidlevenconsulent alleen maar op de achtergrond een oogje in het zeil te houden, zoals de uitvaartondernemer zorgt dat de kist op tijd zakt. Let op mijn woorden, het wordt fantastisch.”
Rasha (25, net afgestudeerd bedrijfskundige) wil geen gezeur:
“Waarom vraagt u aan mij wat ik ervan vind? Ik wil niet dood. Als u wilt sterven, val mij daarmee dan niet lastig. Honderd procent zelfbeschikking betekent toch op z’n minst dat u ook voor uw eigen overlijden kunt zorgen?! U heeft middelen nodig, zegt u. Iemand moet die aan u verschaffen. Moet ik dan verantwoordelijkheid nemen voor uw dood? No way.”
“Ik weet het beter gemaakt, we gaan sterfhuisjes bouwen. Een variant op de oude eskimo die in zijn kano de dood tegemoet vaart. De middelen om een eind aan je leven te maken zouden ergens moeten liggen waar je zo bij kunt. Zodat niemand zich medeplichtig of medeverantwoordelijk hoeft te voelen. Daar zou u alleen maar last van hebben, want die mensen zouden zich er natuurlijk, terecht, ook mee bemoeien. Gaan ze vragen of u het wel zeker weet, of u het echt meent, of het werkelijk zo erg is, zo helemaal voltooid …”
“Beter anoniem. Ergens in het weiland buiten de stad staat een huisje. Aan het eind van de Levensweg – om het een doodlopend pad te noemen klinkt te onaardig. Een sterfhuisje. Het is niet ver lopen, u kunt er op eigen kracht komen, ook met rollator of scootmobiel. In dat huisje vindt u alle middelen die u wenst. Een drankje of pil voor wie zonder omhaal het leven wil voltooien. Maar ook middelen die symbolischer zijn. Uit de praktijk van zelfdoding weten we dat symboliek een grote rol speelt. Het is veelzeggend dat sommigen de polsen doorsnijden, anderen een overdosis nemen of voor de trein springen. Er zou dus ook een pistool kunnen liggen, een touw om je aan de hoogste balk op te knopen.”
“Is dat eenzaam? Ik denk dat de dood nog veel eenzamer is, dus waarom daarvoor terugschrikken. Die keiharde confrontatie vind ik wel goed. Dan kan blijken of iemand er echt een eind aan wil maken. Je zou ook een gracht om het sterfhuis aan kunnen leggen, met een veerman die gegadigden overzet – kan die gelijk een oogje in het zeil houden dat er geen vandalisme is. Wie aarzelt kan zich altijd nog weer terug laten roeien.”
“Morbide? Maar daar hebben we het toch over, over de zelf gekozen dood? U zegt dat u autonoom bent, valt u mij dan verder niet lastig. Wees een vent, zoek het zelf uit!”
Marijn (51, trendwatcher) hoopt op een nieuw taboe:
“Ik hoop dat er een moment komt, dat de weerzin tegen al dat gepraat over de dood zo groot wordt, dat mensen er geen woord meer over willen horen. Het doet me denken aan het moment dat ik ineens zag hoe pervers het was dat mijn kind aan het gamen was en zich schietend en moordend een weg baande naar – ja naar wat, een ander level? Ik hoop dat steeds meer mensen beseffen, hoe giftig het is om je met dit soort indrukken te voeden. Impressies van het beheersen van leven en dood, hoe we ons dat ook voorstellen.”
“Mijn weerzin zit diep. Ik moet denken aan Adam en Eva en hun nieuwsgierigheid naar de kennis van goed en kwaad. Ik hoef niet alles te weten of hardop uit te spellen. Ook Pandora moest en zou die kist open doen, puur uit nieuwsgierigheid, eventjes maar, gewoon even zien wat erin zat. En daar kwamen ze tevoorschijn, alle tegenslagen, ziektes, verbittering, pijn en kwaad. ‘O dwaas verlangen het kwaad te willen ontdekken, dat ons, als het gevonden is, zo miserabel maakt.’ Ik voel heel sterk dat het hardop denken over de mogelijkheden om er zelf een einde aan te maken, het einde oproept en dichter bij brengt. Het bereidt de samenleving voor op het normaliseren van doden en gedood worden. ”
“Op de Polynesische eilanden hebben ze er een mooi woord voor, om uit te drukken dat je je moet beschermen tegen gedachtes die, eenmaal uitgesproken, niet meer uit te bannen zijn en steeds concreter vorm aannemen. Dat spelen met vuur noemen ze ‘taboe’. En als een taboe geschonden is, moeten er uitgebreide rituelen aan te pas komen om het gevaar te bezweren. Daar zit diepe wijsheid in, om iets taboe te verklaren. Om het heilige heel te laten, en niet met woorden te kleineren, laat staan het kapot te redeneren. Dat besef van taboe zijn wij helemaal kwijt, dat vinden wij hypocriet. Maar hypocrisie is iets heel anders. Ik pleit er niet voor om te doen alsof sterven geen probleem is, of om je kop in het zand te steken alsof er geen keuzes te maken zijn tussen leven en dood. Beseffen dat iets beter taboe kan zijn, is beseffen dat het uiterst delicaat, intiem en persoonlijk is en geen publiek uit te vechten kwestie, laat staan iets dat je regelt in wetten en met functionarissen. Een samenleving die daarop koerst heeft niets begrepen van de grote krachten die hier spelen.”
Mo (39, docent) wil leven:
“Ik ben wars van zweverig gepraat over de dood. Ik ben niet religieus opgevoed en dat soort wazige vergezichten boeit me niet. Als ik dan toch íets moet noemen wat mij inspireert, is het wat Camus in De mythe van Sisyphus schrijft – dat er maar één werkelijk filosofisch probleem is, en dat is zelfmoord. Waarom leven wij eigenlijk? Waarom zwoegen we voort en maken we er niet direct een eind aan? Het is onmogelijk te oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is om geleefd te worden, concludeert Camus. Voor hem is het leven in al zijn absurditeit domweg een gegeven en heb je geen andere keuze dan het leven aan te gaan, hoe zinloos dat soms ook lijkt en al zijn er meer vragen dan antwoorden. Zelfmoord ziet Camus als een vlucht om die confrontatie met ons diepste zelf te ontlopen, net zoals kwezelachtig geloven in een hiernamaals een vlucht is voor de werkelijkheid. Dat vind ik een intrigerende gedachte. Zij dwingt je om in het hier en nu te blijven. Het enige wat een mens kan doen, is vol overgave leven. Net zoals Sisyphus die steeds opnieuw de steen tegen de berg oprolt en als die dan weer naar beneden rolt, er rustig achteraan loopt.”
“Camus biedt geen oplossingen, geen script of regels voor het levenseinde. Ook de absurditeit van het sterven zullen we op onze eigen, hoogst persoonlijke wijze moeten aangaan – en hoe dan ook niet vluchten! Deze houding spreekt mij aan. In plaats van koket te flirten met voltooid leven, of beter gezegd met de dood, gaat alle aandacht naar het leven, om het vol overgave te leven zonder permanente aarzeling of het wel de moeite waard is. Tot de laatste raadselachtige snik.”
Thomas (67, gepensioneerd ambtenaar) over de kunst van het sterven:
“Het lijkt alsof we met een klein schaartje alle nare dingen uit het leven willen knippen. Begrijpelijk – wie zit er nu te wachten op narigheid? Ik vrees alleen dat je al knippend en knippend – daar nog een stukje verveling en daar nog een hoekje chagrijn – dat je dan niets meer over houdt. Alleen maar instagram.”
“Het lijkt alsof we vergeten zijn dat grofweg een derde van ons levenspad een traject van aftakeling is. Althans, van lichamelijke aftakeling inclusief stroevere hersenen. En dat dat wellicht niet zonder betekenis is; dat het een aansporing kan zijn om in die fase op een ander vlak tot ontplooiing en verdieping te komen. Ooit waren we jong en in de groei van ons leven, expansief; ooit waren we de generatie die vormgaf aan de wereld, met de verantwoordelijkheid voor het grotere geheel, zoals ouders in een gezin, als leiders in werk en maatschappij. Maar op een gegeven moment zijn die rollen uitgespeeld. Onvermijdelijk komt dat punt – en wat dan?”
“Ik zie die laatste levensfase niet als aftakeling maar als verdere groei op een ander vlak, een groei in levenswijsheid waarmee we volgende generaties kunnen dienen. Alleen wij ouderen, die vrijgesteld zijn van werk en verplichtingen, kunnen leven in een tempo dat niet gedicteerd wordt door anderen, in een ruimte die niet beperkt wordt door belangen. Dit is de fase dat onze ervaring kan uitkristalliseren in levenswijsheid. Dat is de bijzondere kwaliteit van de ouderdom.”
“Maar wie wil nog oud zijn en wie zit te wachten op wijsheid van een oudje? Ja, daar stokt het verhaal. Als je mag geloven wat je in alle media om je heen ziet, is het ideaal van ouderdom een zwitserleven waarbij je net zo actief en jeugdig blijft als in de decennia daarvoor. Met als extra: meer tijd en vrijheid om te doen wat je wil. Vooral: iets doen. Met je kleinkind huppelen door het weiland. Nooit gaat het over rust, bezinning, wijsheid. En als dan de dood aanklopt, staan we met lege handen. We weten ons geen raad met onze sterfelijkheid. We hebben niet leren leven met sterfelijkheid.”
“Bij de geboorte van een kind verzucht je dat zo’n nieuw leven een wonder is. Het mysterie van nieuw leven inspireert om met andere ogen naar het leven te kijken. Zou het mysterie van sterven en dood niet ook die waarde kunnen hebben, dat het ons met andere ogen doet kijken naar het leven? Met name alle gebreken in het leven – welk leven kent geen enkel gebrek? De rafels aan het leven laten ons zien hoezeer het fictie is dat we regie over leven en sterven zouden hebben. Dat dat een zelf verzonnen verhaal is dat we opleggen aan het leven. Andersom, als aftakeling niet meer mag bestaan, is het evident dat gehandicapten ook geen bestaansrecht hebben. Die passen niet meer in het moderne verhaal van zelfbeschikking en geluk.”
“Het is uit tandenknarsende onmacht, dat we het willen doen voorkomen dat we autonoom zijn. Het sterven is een proces van loslaten en uit handen geven. Een kunst die we verleerd zijn. Niet wij voltooien ons leven, dat doet het sterven.”
© Tom Maas 3/2017