Samenleven
over rituelen, symbolen
en hoe iemand ruikt

leestijd: 10 minuten

Soms ben ik bang. En boos. Ik ben trouwens ook wit, en man. Middenklasse. Of zal ik ter wille van mijn ouders schrijven: betere middenklasse? Dat vonden ze behoorlijk belangrijk, dat we niet van de straat waren. Zoals mijn schoonouders, kleine boeren, een scherp onderscheid zagen tussen hun kaste en fabrieksarbeiders.

Meer en meer besef ik dat het helemaal niet vanzelfsprekend is dat we zomaar met z’n allen samenleven. Was het wel ooit met z’n allen, of was het vooral binnen eigen kaste, groep of burcht? Meer en meer besef ik dat samenleven heel ingewikkeld is en maar een beperkte actieradius heeft. Een beperkte draagkracht ook. Verwacht van mensen niet dat ze zomaar met iedereen in de hele wereld beste maatjes kunnen zijn. Dat is geen schande, dat is deel van de menselijke beperktheid.

Met volksverhuizingen alom dringt zich de vraag op wat samenleven eigenlijk is, hoe het vorm krijgt, en wat de draagkracht is. Wanneer stort een samenleving in? Of minder zorgelijk: hoe kunnen samenlevingen bloeien? De meeste antwoorden op deze vragen vind ik onbevredigend. Ze zijn te bedacht. Alsof samenleven iets redelijks is. Meer en meer is mijn ervaring dat samenleven iets is van lijf en leden, alle zintuigen en alle emoties. Dat laat zich niet per decreet regelen en is ook niet zomaar op te bouwen. Maar zo wordt er meestal wel over gepraat.

Ontelbare codes
Samenleven is een ragfijn spel. Alle zintuigen worden ingezet. Hoe iemand ruikt, hoe luidruchtig die is, en natuurlijk hoe die eruit ziet. Voor volwassenen is het te intiem – en tegenwoordig geldt het ook als schandalig – maar kinderen willen nog voelen hoe kroeshaar voelt. En wat smaak betreft: de multiculturele keuken wordt breed gewaardeerd maar niet in alle opzichten, niet als het stinkt in het portiek.

Dit is nog maar de buitenkant van het spel. Ontelbare codes, rituelen en manieren van uitdrukken spelen een nog veel belangrijker rol om iemands plaats te bepalen. Wel of niet iemand aankijken. Hoe dicht je bij iemand komt als je staat te wachten of in gesprek raakt. Wel of niet een hand geven, drie kussen of twee of helemaal niet. Op de mond?! Met twee woorden spreken – als die ouderwetse uitdrukking nog begrepen wordt. Flirten, nakijken, nafluiten – daar zitten werelden van verschil tussen. Welke kleren je draagt zegt wie je bent, tot welke groep je wil behoren en wat je inkomen is. Vroeger zeiden ze: laat me je boekenkast zien en ik zeg je wie je bent – maar boekenkasten zijn relicten uit het predigitale tijdperk aan het worden. Dus nu: laat me je smartphone zien en ik zeg je wat jouw territorium is, wie vertrouwd wordt en wie op afstand moet blijven.

Samenlevingen drijven op symbolen en rituelen – onuitgesproken tekens die ieders plaats en relaties bepalen, ieders betrouwbaarheid en belang. Slechts voor een heel beperkt deel is het een rationele aangelegenheid. Immers, ook afspraken en tijd kunnen van rubber zijn; iemands ‘ja’ kan in de ene cultuur een andere betekenis hebben dan elders.

Hoofd, buik, hart
Dat irrationele deel ervaren we met intuïtie en gevoel, onze onderbuik en ons hart. In de buik voelen we spanning, gevaar, vitaliteit, lust. Primaire, ongepolijste krachten die vooral betrekking hebben op overleven en voortplanten. Sterke krachten ook, die zowel positief als negatief kunnen uitpakken en beter niet genegeerd kunnen worden. De onderbuik heeft een slechte reputatie, ten onrechte. Zonder die oerkracht kunnen we niet leven.

Ook onze mentale kracht is onmisbaar. Het is een geweldig instrument, ten goede en ten kwade. Want de ratio kent geen moraal – dat is een ander domein. Ons verstand kan recht praten wat krom is. Het kan slim zijn en sluw. Het is een lakei die zelfs de ogenschijnlijk meest waterdichte contracten of bewijzen op losse schroeven kan zetten. Het is de loopjongen van een goed of kwaad gemoed.

Je zou kunnen zeggen dat het hart de werkplaats is waar die krachten van buik en hoofd omgesmeed kunnen worden tot iets beters dan ze op zichzelf zijn. Tot levenslust, compassie, vreugde, schoonheid, liefde, harmonie en meer van dat soort vriendelijkheden die de smeerolie zijn van samenleven. In het hart zetelt ook de kern van interactie: aantrekkingskracht, meeleven, interesse in de ander. Het hart heeft echter de power nodig van de buik en het inzicht van het hoofd om de gevoelens effectief te maken. Met alleen maar theedrinken tem je geen terroristen – netzomin overigens met alleen maar harde maatregelen (buik) of strenge wetten (hoofd).

Samenleven vergt alledrie tegelijkertijd: intelligentie, gevoel en moed.

Papieren werkelijkheid
Als je opgroeit moet je leren individu te worden. Van argeloze baby, nieuwsgierige peuter, spelende kleuter, groei je op tot leergierige brugpieper en meestal via een tumultueuze puberteit gaat het richting volwassenheid en zelfstandigheid. In die groei ervaar je tegelijkertijd de grenzen van die zelfstandigheid. Opvoeders houden je voor dat je niet alleen op de wereld bent. Ben je net lekker uit je dak gegaan, moet je alweer leren inbinden. Met het ervaren van die grenzen groeit het besef dat je deel bent van een groter geheel. Dan ga je aan den lijve ervaren hoe ingewikkeld samenleven is: in relaties, met ouders, met lastige buren – altijd zijn zij lastig, niet jij – en met maatschappelijke instellingen, zoals in werk en politiek.

In besluitvorming over gemeenschappelijke zaken spelen uitdrukkingsvormen die niet rationeel zijn een bijzondere rol. Zelden betreft besluitvorming, zowel privé als in werk en politiek, kwesties die we volledig kunnen overzien. We gaan af op ons gevoel van buik en hart, en op wat anderen zeggen. Aan wie we dat vertrouwen schenken, hangt ook weer af van al die ragfijne codes en de invloed van hart, hoofd en buik.

Ten diepste komt samenleven aan op onderling vertrouwen. En vertrouwen is niet iets rationeels. Wie zegt dat die te vertrouwen is, is het meestal niet. Contracten zijn rationeel, ja, en hun betrouwbaarheid gaat net zo ver als de kleine lettertjes. Het zijn net als wetten lapmiddelen voor situaties waar het vertrouwen tekort schiet. Ze kunnen geen vertrouwen fabriceren, ze kunnen hoogstens dreigende of al ontstane schade begrenzen.

Dat we tegenwoordig vooral steun zoeken in die papieren werkelijkheid is een teken aan de wand. Het betekent dat samenleven niet meer vanzelfsprekend is en dat we ons hoofd oplossingen laten dicteren zonder recht te doen aan de impulsen van hart en buik. Dan verwachten wij van nieuwkomers in onze samenleving dat ze alle krachten van aantrekken en afstoten kunnen leren in een inburgeringcursus. Laat immigranten blote tieten zien en ze begrijpen dat je in dit land tolerant moet zijn.

Dat kan niet goed aflopen.

Geen grote woorden
Weten wij zelf wel voldoende hoe het subtiele spel van samenleven in elkaar steekt? Wat de rek is in ongeschreven regels voordat een spel uit elkaar valt? Als alle zintuigen op de proef worden gesteld, als codes en rituelen niet meer werken, als symbolen onbegrepen blijven, als taal afwijkt – wat gebeurt er dan?

Mensen leven in groepen, meestal. Het kan de familie zijn, een buurt, ons soort mensen. Daar kennen we de codes van. Daar voelen we ons veilig. Dat is onze bescherming tegen de ongewisheid van het menselijk bestaan.

Als we die onzekerheid niet meer aankunnen, manifesteert zich dat als eerste in de buik – of zo je wilt: de onderbuik – in de vorm van angst, vechten of vluchten Het is dwaas om die krachtige signalen te negeren. We sturen de ratio erop af in de hoop dat die alles kan wegredeneren. Maar met wetten en normen redden we het niet als de onderliggende driften en lusten niet kunnen worden omgesmeed tot beheersbare krachten. Het hart moet worden ingeschakeld. Maar hoeveel kan deze werkplaats aan?

Dit is geen tijd voor grote woorden. Grote woorden is taal van de onderbuik die loeit, of van de ratio die zichzelf overschreeuwt. Dit is een tijd voor het subtiele onderzoek dat past bij het karakter van samenleven, bij een dynamiek die bestaat bij de gratie van duizend dunne draadjes. En denk vooral niet dat een eenmaal verbroken netwerk gemakkelijk te herstellen is. Hoe groot de verleiding ook is van stoere taal en sterke mannen – het is een leugen dat leven simpel is, laat staan samenleven. Dit is een tijd voor soulsearching. Wat zegt mijn hart? Als ik een ander aankijk, wat gebeurt er dan? Welke boodschap hebben wij eigenlijk aan de wereld?

Samenleven begint één op één, zoals een baby opgroeit in intieme kring. Samenleven begint niet bij instituten en groepen. Samenleven is leren om vanuit een steeds groter perspectief dan het ik naar ons zelf te kijken.

Hoe we dat moeten vormgeven? Het antwoord is te vinden als we zowel in hoofd, als buik als hart overwegen: als niet nu wanneer dan wel? als niet hier waar dan wel? als niet ik wie dan wel? Ook religie en spiritualiteit zouden wel eens op een nieuwe manier van pas kunnen komen om onszelf in dat bredere perspectief te kunnen zien. Daar zit immers eeuwen ervaring dat we constant tekortschieten in naastenliefde. Die soulsearching is niet soft. Want de conclusie kan hard zijn: dat we moeten inzien hoe beperkt we zijn. Ook in het spel van samenleven.

© Tom Maas 11/2019

Deel dit:

Leave a Reply